Reprobel haalt ook haar slag thuis in de rechtzaak tegen LexmarkLEES MEER

2018-05-05

Achtergrond

Volgens de Belgische wetgeving is het toegelaten om onder bepaalde voorwaarden auteursrechtelijk beschermde werken (vb. krant, tijdschrift, foto) of korte fragmenten uit andere auteursrechtelijk beschermde werken (vb. boek) te fotokopiëren zonder toestemming van de auteur of uitgever. Hiertegenover staat dat auteurs en uitgevers een compenserende vergoeding moeten ontvangen (de reprografievergoeding). Reprobel heeft de wettelijke opdracht om de reprografievergoeding te innen en te verdelen onder de rechthebbenden, via haar leden-beheersvennootschappen van zowel auteurs als uitgevers. De reprografievergoeding was tot en met 2016 een duaal systeem: ze bestond uit een vergoeding verschuldigd door fabrikanten en invoerders die reproductieapparaten zoals kopieerapparaten en all-in-one apparaten in de Belgische handel brengen (vergoeding op apparaten) en uit een vergoeding verschuldigd door professionele gebruikers zoals ondernemingen en overheids- en onderwijsinstellingen (vergoeding op kopieën van beschermd werk). De Europese Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij verplicht lidstaten die dergelijke uitzondering op het auteursrecht in hun wetgeving hebben, om een compensatie voor de rechthebbenden te voorzien. Die vergoeding moet billijk zijn zodat rechthebbenden volledig worden vergoed voor het economische nadeel dat ze lijden door de reprografie-uitzondering.

Fabrikanten en importeurs van kopieerapparaten stonden niet positief tegenover de vergoeding voor reproductieapparaten met als gevolg dat deze discussie werd beslecht voor de Belgische hoven en rechtbanken, waarbij bepaalde fabrikanten de vastgestelde tarieven voor apparaten betwisten (waaronder Hewlett-Packard en Lexmark).

Het Hof van Beroep te Brussel heeft eind 2013 verschillende prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de interpretatie van de richtlijn. Als gevolg hiervan heeft HP begin 2015 de betaling van de vergoeding op apparaten gestaakt. Op 12 november 2015 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in deze zaak zodoende meer duidelijkheid te scheppen over een aantal aspecten van de reprografie-uitzondering. Na het niet zo gunstige oordeel van het Hof in Luxemburg waren de importeurs van kopieer- en multifunctionele apparaten overtuigd dat de Belgische reprografieregeling in strijd was met het Europese recht. Het Europees Hof stelde zich vragen over de vergoeding op apparaten die in de Belgische wetgeving is ingeschreven en van het feit dat er een deel van de vergoeding wordt toegekend aan de uitgevers. Ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie HP/Reprobel van 12 november 2015 hebben ook andere importeurs (waaronder Lexmark) de betaling van de vergoeding op apparaten met ingang van 2016 gestaakt, waarna Reprobel tot dagvaarding is overgegaan.

Vonnis rechtbank van Eerste Aanleg

In het eerdere vonnis van 12 juni 2014 tegen Lexmark heeft de Nederlandstalige Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel de Belgische reprografieregeling op twee punten strijdig bevonden met het Europese recht, met name wat betreft de beweerde vergoeding voor illegale reproducties en de bij wet bepaalde vergoedingssplit tussen auteurs en uitgevers. Tegen deze uitspraak had Reprobel hoger beroep aangetekend.

Arrest Hof van Beroep

Op 17 april 2018 heeft de Nederlandstalige kamer van het Hof van Beroep te Brussel geoordeeld dat de Richtlijn 2001/29 geen enkele rechtstreekse werking heeft en dat het oude Belgische recht inzake reprografie zoals dit van toepassing was tot en met 2016 van toepassing is in deze rechtszaak.
Het Hof van Beroep vertrekt, in lijn met de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie, vanuit het beginsel van de maximale richtlijnconforme interpretatie van het nationale recht. Een zeer positief punt is het oordeel dat de vergoeding van de uitgevers naast die van de auteurs een door de Hof van Justitie toegelaten vergoedingsrecht is op basis van het nationale recht dat geen afbreuk doet aan de billijke compensatie van de auteurs.

Deze uitspraak ligt in lijn met het eerdere arrest van de Franstalige kamer van het Hof van Beroep in het arrest HP Belgium tegen Reprobel van 12 mei 2017. Het Hof had hier geoordeeld dat de vergoeding van de uitgevers rechtmatig is en de eigen compensatie van de auteurs niet aantast en uitte zich ook positief over het criterium van de (objectieve) snelheid als tariefbasis voor de vergoeding. het Belgische recht werd slechts op één punt in strijd gevonden met het Europese recht omdat er een duaal vergoedingssysteem is ingesteld maar zonder terugbetalingsmechanisme. Hoe dan ook was er geen enkele rechtstreekse werking van de Richtlijn 2001/29 omdat haar bepalingen onvoldoende duidelijk, precies en onvoorwaardelijk zijn. HP is dus gehouden om de forfaitaire reproductievergoeding te betalen aan Reprobel op basis van de objectieve snelheid van haar multifunctionele reproductieapparaten.

Het Hof van Beroep heeft met het arrest van 17 april 2018 inzake Lexmark nu in dezelfde zin geoordeeld. Er is dus opnieuw positief nieuws voor Reprobel en de rechthebbenden aangezien deze twee principearresten in dezelfde lijn oordelen, ook al heeft de Nederlandstalige kamer van het Hof van Beroep 5 schendingen vastgesteld in plaats van 1 schending (duaal systeem zonder terugbetalingsmechanisme) die in het arrest HP was vastgesteld. Dit doet echter geen afbreuk aan het principe dat de Richtlijn 2001/29 geen rechtstreekse werking heeft. De richtlijn beoogt een minimale harmonisatie aangezien zowel de hoogte van de vergoeding als de inningsmodaliteiten en de schuldenaars aan de ruime beoordelingsvrijheid van de lidstaten worden overgelaten. Er is dus een nationale norm noodzakelijk die het concept van de billijke compensatie verder uitvoert. Het principe van de primauteit van het Unierecht moet wijken in gevallen waarbij er geen rechtstreekse werking is. Er kan met andere woorden geconcludeerd dat de oude Belgische reprografieregeling onverkort van toepassing was en dat de Belgische wetgever iets te voortvarend te werk is gegaan bij de aanpassing ervan.

“Voor wat hoort wat”: ook voor auteurs en uitgeversLEES MEER

Inleiding

Tijdens de jaarlijkse boekenbeurs in Antwerpen hebben auteurs en uitgevers opgeroepen de nieuwe regeling inzake het fotokopiëren dringend aan te passen. De wetgeving is namelijk begin 2017 gewijzigd waardoor de reprografievergoeding drastisch is gedaald. Reprobel heeft naar aanleiding hiervan het initiatief genomen om een bewustwordings-en informatiecampagne te lanceren voor alle belanghebbenden via de website http://voorwathoortwat.be.

Wat is een reprografievergoeding?

De reprografie is een uitzondering in de auteurswetgeving die inhoudt dat een intellectueel beschermd werk geheel of gedeeltelijk kan worden gereproduceerd op voorwaarde dat deze reproductie uitsluitend bestemd is voor privégebruik en/of ter illustratie bij onderwijs en of voor wetenschappelijk onderzoek en dat bovendien de reproductie geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk. Tegenover deze wettelijke uitzondering staat een vergoedingsregeling. Deze reprografievergoeding is verschuldigd aan de door de auteurswet aangeduide representatieve beheersvennootschap, zijnde Reprobel en heeft tot doel de rechthebbenden te compenseren voor het nadeel dat zij lijden doordat hun werken worden gereproduceerd zonder toestemming.

De reprografievergoeding had tot voor kort een duale basis. Enerzijds een forfaitaire vergoeding op apparaten die gebruikt worden om te reproduceren en die werd betaald door de fabrikanten en importeurs van deze apparaten. Anderzijds werd een vergoeding betaald evenredig aan het aantal gemaakte kopieën van beschermde werken. Deze vergoedingsplichtingen zijn organisaties, namelijk bedrijven, onderwijsinstellingen, copyshops en overheden.

Deze wettelijke vergoedingsregeling werd door België gewijzigd naar aanleiding van het arrest van  het Europees Hof van Justitie op 12 november 2015 dat duidelijkheid verschaft over een aantal belangrijke punten die toelaten het bestaande vergoedingssysteem inzake reprografie te perfectioneren. Het Hof liet het bestaande Belgische reprografiesysteem in zijn essentie echter intact door te bevestigen dat een duaal vergoedingssysteem mogelijk is mits voldaan wordt aan bepaalde randvoorwaarden. Een korte samenvatting van dit arrest kan u terugvinden op: https://www.license2publish.be/nieuws/page/2/.

Het Hof van Beroep te Brussel, dat zich in het licht van het arrest van het Europees Hof van Justitie op 12 mei 2017 ten gronde uitsprak over de zaak, stelde één schending van het Europees recht vast. Meer bepaald dat professionele gebruikers zowel een apparatenvergoeding als een vergoeding voor de fotokopieën moesten betalen terwijl er geen terugbetalingsmechanisme bestond. Omdat de relevante bepalingen van de achterliggende Europese Richtlijn 2001/29 niet duidelijk, precies en onvoorwaardelijk zijn, missen ze echter elke rechtstreekse werking. Die bepalingen kunnen het buiten toepassing verklaren van het (oude) Belgische recht inzake reprografie dan ook niet rechtvaardigen.

Nieuwe reprografieregeling

Niettegenstaande het voorgaande  werd de apparatenvergoeding (forfaitaire vergoeding) met ingang van 1 januari 2017 volledig geschrapt. Het paginatarief voor fotokopieën werd evenwel verhoogd met een factor van 2,7. Het is maar de vraag of dit het afschaffen van de apparatenvergoeding kan compenseren. Gebruikers hebben door deze tariefverhoging namelijk de neiging om minder kopieën aan te geven dan er werkelijk wordt gekopieerd.

Kurt van Damme, juridisch directeur van Reprobel heeft reeds een schatting gegeven van het verlies aan reprografiegelden door deze nieuwe regeling. In het oude reprografiesysteem werd er in 2015 zo'n 24 miljoen euro geïnd. Die vergoedingen kwamen van de fotokopieerapparatenvergoeding (zo'n 14 miljoen euro) en van de vergoeding op fotokopieën (zo'n 10 miljoen euro). Naar schatting zou er eind 2017 volgens het nieuwe reprografiesysteem in het beste geval nog maar 15 miljoen euro kunnen worden geïnd. Hierdoor worden alle Belgische auteurs en uitgevers benadeeld. “Het effect is het sterkst bij de minder commercieel succesvolle en de beginnende auteurs waardoor veel auteurs dreigen af te haken", benadrukt Van Damme. "Voor kleinere uitgevers is de reprografievergoeding vaak het verschil tussen rode en zwarte cijfers, bij grotere bedrijven dreigt acuut banenverlies."

Minister van economie Kris Peeters heeft reeds aangegeven dat er momenteel een economische studie loopt om na te gaan of de rechthebbenden schade lopen en zal op basis van deze studie conclusies trekken.

Doel van de “Voor wat hoort wat”-campagne van auteurs en uitgevers

De ingrijpende daling van de reprografievergoeding maakt het nog meer dan ooit problematisch voor auteurs om inkomsten te genereren uit hun creatief werk. Dit is een rem op de bereidwilligheid van auteurs om nog inspanningen te leveren om creatieve werken te creëren en ook uitgevers zullen minder geneigd zijn om te investeren in innovatie, creatie en informatieverspreiding. Om iedereen bewust te maken van het belang van een correcte vergoeding voor het fotokopiëren van boeken, educatieve en wetenschappelijke werken, tijdschriften, kranten, stripverhalen, foto’s en illustraties wordt  de reprografieregeling en het belang ervan voor auteurs en uitgevers omstandig toegelicht  op de website http://voorwathoortwat.be.

PERSBERICHT: Reprobel wins national lawsuit against HP Belgium before the court of appeal of BrusselsLEES MEER

English version

Hof van Beroep van Brussel geeft Reprobel gelijk in rechtsgeding met Hewlett Packard Belgium

Op 12 november 2015 velde het Hof van Justitie van de EU zijn arrest in de zaak Hewlett Packard Belgium / Reprobel (C-572/13). Dat arrest kreeg ruime aandacht in de pers. Vorige vrijdag (12 mei) sprak het hof van beroep in Brussel zich ten gronde uit in deze zaak in het licht van het arrest van het HvJ EU. Het hof van beroep geeft Reprobel over nagenoeg de gehele lijn gelijk. Auteurs en uitgevers verwelkomen het arrest van het hof van beroep.

Even terugspoelen naar de late herst van 2015. Na het oordeel van de Europese rechters in Luxemburg klonk het bij de importeurs van kopieer- en multifunctionele apparaten nagenoeg unisono dat de Belgische reprografieregeling in strijd was met het Europese recht. In navolging van HP Belgium zelf stopten de meeste importeurs na verloop van tijd met de maandelijkse aangifte van de geïmporteerde toestellen bij Reprobel en/of met de afdracht van de daarover verschuldigde reprografievergoedingen.

Reprobel is al die tijd blijven verdedigen dat de houding van de importeurs in strijd was met de wet.  Het hof van beroep van Brussel geeft Reprobel nu gelijk.

Het hof bevestigt zonder meer dat de vergoeding van de uitgevers rechtmatig is en de eigen compensatie van de auteurs niet aantast. Hetzelfde geldt voor het criterium van de (objectieve) snelheid als tariefbasis voor de vergoeding. Ook acht het hof de vergoeding voldoende gemoduleerd in functie van het type gebruiker (privé of professioneel), en is het verder van het oordeel dat de Belgische regeling richtlijnconform kan worden geïnterpreteerd wat de reproducties van bladmuziek en de reproducties uit een illegale bron betreft.

De enige schending van het Europese recht die het hof van beroep vaststelt , is dat professionele gebruikers zowel een apparatenvergoeding als een vergoeding voor de fotokopieën moesten betalen terwijl er geen terugbetalingsmechanisme bestond. Omdat de relevante bepalingen van de achterliggende Europese Richtlijn 2001/29 niet duidelijk, precies en onvoorwaardelijk zijn, missen ze echter elke rechtstreekse werking. Die bepalingen kunnen het buiten toepassing verklaren van het (oude) Belgische recht inzake reprografie dan ook niet rechtvaardigen.

Het arrest veroordeelt HP Belgium tot het betalen van 1 EUR provisioneel aan Reprobel, en stelt een gerechtsdeskundige aan met als opdracht om (op basis van een ISO-norm) de objectieve snelheid te bepalen van alle apparaten die HP sinds eind 2002 op de Belgische markt heeft gebracht.

Auteurs en uitgevers verwelkomen dit arrest.  Ze hopen dat HP en de andere betrokken importeurs spoedig met Reprobel rond de tafel zitten om het verleden te regelen, in gezamelijk overleg en met wederzijds respect.

Perscontact Reprobel:

Kurt Van Damme, adjunct-algemeen directeur / hoofd van de juridische dienst, mobiel: (0479) 58 66 35, mail: kvandamme@reprobel.be.

Gezamenlijke mailing Copiepresse - License2Publish - RepropressLEES MEER

Heeft u de gezamenlijke mailing Copiepresse - License2Publish - Repropress ontvangen en wenst u het formulier op papier in te vullen?

Download hier het aangifteformulier en hier in geval u een Public Relations onderneming bent.

Wetsontwerp inzake de reprografie en onderwijsuitzondering aangenomen in de KamerLEES MEER

Groot-Bijgaarden, 27 december 2016

Op donderdag 15 december 2016 werd het  wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen van boek XI van het economisch recht aangenomen in de plenaire vergadering van de Kamer. Dit wetsontwerp legt de nieuwe regels vast inzake de reprografie en onderwijsuitzondering. Het wetsontwerp zal nu ter bekrachtiging aan de Koning worden voorgelegd die de inwerkingtreding van de wet verder zal bepalen.

De belangrijkste principes van het wetsontwerp zijn:

 

-Een eigen vergoedingsrecht voor uitgevers voor fotokopies

 

Het wetsontwerp kent de uitgevers een eigen recht op vergoeding toe ter compensatie van de schade die door het fotokopiëren wordt berokkend aan de hun geleverde investeringen in de privé- en publieke sector. Conform het arrest van het Hof van Justitie van 12 november 2015 zal dit eigen recht van de uitgevers geen negatieve invloed hebben op de compensatie van de schade geleden door de auteurs.

 

-De afschaffing van de vergoeding die wordt geheven op apparaten

 

Wanneer een fotokopie wordt gemaakt van een auteursrechtelijk beschermd werk door een professionele eindgebruiker is voortaan enkel nog maar de vergoeding verschuldigd die wordt bepaald in functie van het aantal reproducties van de beschermde werken. De vergoeding die geheven wordt op apparaten wordt dus volledig afgeschaft.

 

-Alle reproducties in familiekring voortaan onder uitzondering voor privékopie

 

Fotokopies die thuis worden gemaakt vallen voortaan onder het systeem van de uitzondering voor thuiskopie.

 

-Parallellisme uitzondering en vergoeding voor de uitzondering

 

De uitzonderingen voor reprografie en privékopie mogen volgens het Hof van Justitie geen illegale reproducties toelaten. De vergoeding voor reprografie kan slechts die schade compenseren die wordt veroorzaakt door reproducties die onder de uitzondering voor reprografie vallen. Illegale kopieën mogen dus geen deel uitmaken van de berekeningsbasis van deze vergoeding.

 

-Eén enkele vergoeding voor alle uitzonderingen ten gunste van het onderwijs

 

Er wordt één enkele bepaling voorzien in het wetboek waarin alle relevante uitzonderingen ten gunste van het onderwijs (reproducties op papier, digitale reproducties, mededeling in een gesloten netwerk) worden samengebracht. Aan deze bepaling zal één enkele vergoeding worden gekoppeld. Dit laat enerzijds een administratieve vereenvoudiging toe, en anderzijds ook een grotere juridische zekerheid voor de onderwijsinstellingen.

 

Bovenstaande wijzigingen zullen worden aangebracht in het Wetboek van Economisch Recht en vergen eveneens een aanpassing van de bepalingen die de vaststelling en de inning van de vergoeding voor reprografie regelen die vastgelegd werden in het koninklijk besluit van 30 oktober 1997. Dit koninklijk besluit wordt opgeheven en vervangen door twee nieuwe ontwerpen van koninklijk besluit, die de vergoeding op apparaten opheft en de vaststelling en de inning van de vergoeding op de kopieën regelt. De Koninklijke Besluiten reprografie auteurs en reprografie uitgevers, waarin de 50/50 split gewaarborgd blijft, werden reeds op 24 november 2016 goedgekeurd door de ministerraad en overgemaakt aan de Raad van State voor advies. Wat de onderwijssector betreft, regelen twee aparte Koninklijke Besluiten de vergoeding van auteurs en uitgevers, maar deze laten voorlopig nog op zich wachten.

 

Dit wetsontwerp houdt rekening met de juridische opmerkingen van het Hof van Justitie, maar heeft ook in de mate van het mogelijke willen voorzien in continuïteit. Uitgevers blijven vergoedingsgerechtigd onder de reprografie en de onderwijsuitzondering en de gelijke vergoeding tussen auteurs en uitgevers, een fundament van het collectief rechtenbeheer in de sector, werd eveneens gehandhaafd. Auteurs en uitgevers lijden immers in gelijke mate schade door de reproducties van auteursrechtelijke beschermde werken onder wettelijke licenties.  Anderzijds is het wel een gemiste kans dat dit wetsontwerp, in tegenstelling tot eerdere pogingen tot omzetting van de Richtlijn 2011/29 Informatiemaatschappij, het systeem van reprografie niet heeft uitgebreid naar de prints van beschermde werken, die in volume minstens even belangrijk zijn als de fotokopieën daarvan.  Een inning onder exclusief recht, zoals die vandaag de dag reeds geldt voor het digitaal hergebruik van krantenartikels (bv. verspreiding via e-mail/intranet/internet), dringt zich dan ook op voor wat betreft de prints.